Autisme is in veel gevallen niet goed zichtbaar. Autisme kan worden beschreven als verzamelnaam voor gedragskenmerken die duiden op een kwetsbaarheid op de gebieden sociale interactie, communicatie, flexibiliteit in denken en handelen en het filteren en integreren van informatie. Studenten met autisme vragen niet voor de lol om een aanpassing of uitzondering op de regels. Het gaat om aanpassingen die noodzakelijk zijn om te kunnen functioneren, om te leren en om mee te kunnen doen. Het doel is voor alle studenten hetzelfde, de weg ernaartoe loopt soms anders.

Tips wat je kunt doen als docent

  • Ga uit van positieve verwachtingen. Laat merken dat je vertrouwen hebt in de student.
  • Communiceer positief: studenten met autisme kunnen slecht tegen correctie en kritiek. Ze zien die namelijk niet aankomen, omdat ze de link tussen het gemaakte werk en jouw kritiek niet kunnen leggen. Bovendien zeg je met negatieve kritiek niet wat ze dan wèl moeten doen.
  • Trek eerst de aandacht van de student als je wat wilt zeggen. Noem éérst zijn naam en zeg dan wat je wilt.
  • Vertraag je spreeksnelheid en geef bedenktijd, 5 á 10 seconden is niet ongewoon. Een langere verwerkingstijd komt ook voor.
  • Als je de boodschap nòg een keer geeft, gebruik dan dezelfde woorden, anders lijkt het een geheel nieuwe boodschap (dus niet parafraseren).
  • Houd het direct, simpel en kort.
  • Concreet moet soms nog concreter dan je denkt: “Ik kom zo bij je,” lijkt voor ons concreet, maar is voor een student met autisme veel te onzeker. “Ik kom bij je als ik dit aan Kees heb uitgelegd” geeft al beter aan wat er gebeuren gaat.
  • Vuistregel om te controleren of je taalgebruik concreet is: zie je zelf een plaatje voor je van wat je wil zeggen? Ja? Dan praat je concreet.
  • Geef maar één opdracht tegelijk, bespreek de uitvoering en geef de volgende opdracht als de eerste af is.
  • Het kan zijn dat de student na de instructie tijd nodig heeft om alles even te verwerken en dus niet meteen begint.
  • Gebruik geen vage open vragen. Op een vraag als “Waarom doe je dat?”, kan de student vaak geen antwoord op geven. Hij of zij heeft vaak geen idee naar welke informatie je verlangt.
  • Wees je ervan bewust dat een gezichtsuitdrukking (fronsende wenkbrauwen of boos kijken bijvoorbeeld) door de student niet altijd begrepen wordt. Datzelfde geldt voor lichaamstaal.
  • Als een student tijdens jouw instructie een andere kant opkijkt of zelfs van je afgewend zit, kan het goed zijn dat het dit juist doet om zich te kunnen concentreren. Denk niet meteen dat de student “dus” niet oplet.
  • Geef altijd concreet gewenst gedrag aan. Geef aan welk gedrag je verwacht, hoe het werk eruit moet zien, enz.

Hoe kun je studenten met autisme herkennen?

  • Problemen op sociaal gebied/minder goed ontwikkelde sociale intuïtie
  • Moeite met (onverwachte) verandering
  • Dingen heel letterlijk nemen
  • Eerlijk en recht door zee
  • Moeite met het bewaren van overzicht
  • Niet buiten vaste kaders kunnen denken
  • Perfectionistisch
  • (Ogenschijnlijk) geen interesse voor anderen tonen
  • Nauwkeurig
  • Over- of juist ongevoelig voor zintuiglijke prikkels
  • Heel intensief bezig zijn met een beperkt aantal onderwerpen
  • Hyperfocus
  • Voorkeur voor een-op-eencontact
  • Tragere informatieverwerking

Sterke kanten studenten met autisme

  • Oog voor detail
  • Analytisch denken
  • Eerlijkheid
  • Loyaliteit
  • Technisch inzicht
  • Sterk visueel geheugen
  • Goed in planmatig werken

Tips wat je kunt doen als docent

  • Ga uit van positieve verwachtingen. Laat merken dat je vertrouwen hebt in de student.
  • Communiceer positief: studenten met autisme kunnen slecht tegen correctie en kritiek. Ze zien die namelijk niet aankomen, omdat ze de link tussen het gemaakte werk en jouw kritiek niet kunnen leggen. Bovendien zeg je met negatieve kritiek niet wat ze dan wèl moeten doen.
  • Trek eerst de aandacht van de student als je wat wilt zeggen. Noem éérst zijn naam en zeg dan wat je wilt.
  • Vertraag je spreeksnelheid en geef bedenktijd, 5 á 10 seconden is niet ongewoon. Een langere verwerkingstijd komt ook voor.
  • Als je de boodschap nòg een keer geeft, gebruik dan dezelfde woorden, anders lijkt het een geheel nieuwe boodschap (dus niet parafraseren).
  • Houd het direct, simpel en kort.
  • Concreet moet soms nog concreter dan je denkt: “Ik kom zo bij je,” lijkt voor ons concreet, maar is voor een student met autisme veel te onzeker. “Ik kom bij je als ik dit aan Kees heb uitgelegd” geeft al beter aan wat er gebeuren gaat.
  • Vuistregel om te controleren of je taalgebruik concreet is: zie je zelf een plaatje voor je van wat je wil zeggen? Ja? Dan praat je concreet.
  • Geef maar één opdracht tegelijk, bespreek de uitvoering en geef de volgende opdracht als de eerste af is.
  • Het kan zijn dat de student na de instructie tijd nodig heeft om alles even te verwerken en dus niet meteen begint.
  • Gebruik geen vage open vragen. Op een vraag als “Waarom doe je dat?”, kan de student vaak geen antwoord op geven. Hij of zij heeft vaak geen idee naar welke informatie je verlangt.
  • Wees je ervan bewust dat een gezichtsuitdrukking (fronsende wenkbrauwen of boos kijken bijvoorbeeld) door de student niet altijd begrepen wordt. Datzelfde geldt voor lichaamstaal.
  • Als een student tijdens jouw instructie een andere kant opkijkt of zelfs van je afgewend zit, kan het goed zijn dat het dit juist doet om zich te kunnen concentreren. Denk niet meteen dat de student “dus” niet oplet.
  • Geef altijd concreet gewenst gedrag aan. Geef aan welk gedrag je verwacht, hoe het werk eruit moet zien, enz.

Geef me de 5!

Geef me de 5 is dé methodische onderlegger voor het onderwijs in Nederland. Het is ontwikkeld door autisme-deskundige Colette de Bruin. Hieronder staat een korte uitleg van de methode Geef me de 5. Voor meer informatie over deze methode kun je naar: https://www.geefmede5.nl/methodiek/onderwijs

  1. Autisme begrijpen
    Je wilt graag positief contact met studenten met autisme. Dit wordt makkelijker als je het autisme van je student begrijpt. Het lukt deze leerling niet om zich aan jou aan te passen. Daarom moet jij je in eerste instantie aan hem aanpassen. Door je te verdiepen in zijn manier van denken, leer je wat hij wil zeggen met zijn gedrag en wat hij nodig heeft om wél naar jou te kunnen luisteren.
  2. Positief contact
    Je wilt dat er rust komt in de klas en dat je jouw student begrijpt en hij zich begrepen voelt. Dat kan! Als je autisme begrijpt, dan kun je met die kennis leren op deze student af te stemmen en is de basis voor positief contact gelegd. Je communicatie is dan afgestemd op het autistische denken. Wij noemen dat ‘Auti-communicatie’. Begrijpelijke technieken, die je meteen in de praktijk kunt toepassen en je direct resultaat opleveren.
  3. Basisrust creëren
    Heb je de eerste twee stappen gemaakt, dan heb je een positieve en veilige basis gelegd. Van daaruit kijk je wat zijn behoefte is als het gaat om duidelijkheid over zijn schooldag. Geef me de 5 leert je een structuur op maat te maken voor deze student, waarmee hij in het schoolsysteem kan meedraaien. Dat scheelt jou veel individuele tijd. De student doet aan de hand daarvan zelfstandig zijn werk en het kliergedrag verdwijnt! Zo ontstaat er ruimte voor de andere studenten en voor jouw eigen taken. Het mooie is dat deze aanpak blijkt te werken voor veel meer studenten!
  4. Problemen oplossen
    Conflicten, daar heb je er waarschijnlijk genoeg van. Ze zijn vaak het gevolg van onbegrip. Als je de eerste drie stappen toepast, zijn de conflicten meestal al sterk verminderd. Geef me de 5 helpt je de oorzaak te achterhalen van de conflicten die er dan nog zijn en geeft je tools om daarmee om te gaan. Hiermee worden gelijk conflicten in de toekomst voorkomen, waardoor er meer rust in de klas ontstaat.
  5. Ontwikkeling bevorderen
    Je wilt graag dat jouw student met autisme zich ontwikkelt, zoals elke ander student. Dat hij leert wie hij zelf is, sociale contacten aangaat en een ‘gewoon’ leven kan leiden. En dat kan! Je leert hoe je zijn ‘ik’ kan ontwikkelen en hoe hij van persoonsafhankelijk zelfstandig wordt. En wat jij daarin voor hem kan betekenen. Met andere woorden: naast de student klaarstomen voor de toets, leer je hem ook te leven in plaats van overleven! Zodat deze student ook kan stralen!

Meer lezen?